Over de zingbaarheid van liederen

Een van de dingen waar ik me, na de inhoud, druk om kan maken is hoe goed liederen voor samenzang zingbaar zijn. Het valt me namelijk op dat niet alle nieuwe liederen even goed zingbaar zijn en dat mensen daardoor maar niet meezingen. Dat is zonde! Wanneer is een lied zingbaar? Welke criteria kun je daarvoor toepassen? Welke rol speelt subjectiviteit en cultuur hierin? Ik redeneer hier specifiek vanuit het perspectief van de gemeente. Het moet voor een gemeente zingbaar zijn, waarin ook rekening gehouden moet worden met mensen die matig tot niet kunnen zingen.

Ritme en melodie

Een van de belangrijkste redenen waarom liederen lastig zingbaar zijn voor samenzang is het ritme. Daarmee bedoel ik: hoe zijn de noten van een melodie in de maat gepositioneerd. De meeste liederen zijn in 4/4, waarbij er vier tellen van een kwartnoot zijn. Dat betekent niet dat er op elke tel een noot hoeft te zijn, er kan ook één hele noot zijn (die dus vier tellen duurt) of acht kwartnoten. Je kunt ook de eerste tel géén noot hebben en wel op de tweede, derde en vierde. Er zijn dus talloze variaties mogelijk. Die variaties kunnen heel complex zijn. Van oudsher zijn veel westerse melodieën ‘op de tel’. Ik kan dit het beste illustreren met een bekend voorbeeld:

In de eerste maat volgt de melodie precies de tel, in de tweede en derde maat duren “ziek” resp. “niet” twee tellen. In de derde maat zijn er vier achtsten op de eerste twee tellen. Het is een eenvoudige melodie die je snel oppikt en makkelijk mee kunt zingen. De melodie kan daardoor ook wat ‘stijf’ worden ervaren.

Veel hedendaagse melodieën hebben een complexer ritme doordat gebruik gemaakt wordt van syncopen. Hierbij vallen noten niet op de tel meer net voor of na tel. Dit maakt het ritme interessanter waardoor het minder ‘stijf’ wordt, maar ook moeilijker om te zingen. Je hebt minder houvast en noten lijken op een onverwachter moment te komen. Hier een voorbeeld van een syncope lied dat redelijk zingbaar is (Opwekking 702 “De God die eeuwig leeft”):

De eerste maat begint op de tweede tel, en voelt als een soort lange opmaat. Dat komt doordat de ‘ho’ van ‘hopen’ steeds op de achtste tel begin en doorklinkt naar de eerste achtste tel van de volgende maat. Die ‘trekt’ de maat naar voren. Doordat het ritme verder vrij strak op de tel zit, is deze melodie redelijk zingbaar.

In het refrein zijn de syncopen sterker aanwezig. In dit fragment zijn bijna alle noten voor de tel, waardoor melodie eigenlijk een achtste voorloopt op de telling van de maat. Dat maakt de melodie ‘speelser’ maar ook lastiger om te zingen, omdat mensen geneigd zijn op de tel te zingen. Het gebeurt dan ook dat mensen de neiging hebben om toch op de tel te zingen.

Nu is dit lied, zeker met goede begeleiding, wel redelijk zingbaar. Een lied als Opwekking 796 “De Leeuw en het Lam” vind ik eigenlijk niet meer geschikt voor samenzang (ik vraag me ook af of Leeland het zo heeft bedoeld). Zangleiders kiezen het lied omdat ze het mooi vinden (wat ik ook niet wil betwisten), maar vergeten dat het echt lastig zingbaar is. Kijk naar dit fragment:

Het is een 4/4 maat, als je deze in een schema zet, wordt duidelijker waar de noten terechtkomen. God, ko-(ning) en brult zijn de enige lettergrepen die op een tel vallen (de 3e). Leeuw, Ju-(da) en mach-(tig) vallen steeds een zestiende tel voor de 1e tel. De andere lettergrepen vallen ergens ervoor of erna. Het is typisch een melodie die een singer-songwriter al gitaarspelende bedenkt. Niets mis mee, maar het resulteert niet altijd in de best zingbare liederen. Zonder begeleiding is het echt een lastig lied om te zingen.

Hoe dan wel? Het lied “Groot is Hij” (574) vind ik een goed voorbeeld. Het bestaat uit drie partijen. De eerste en tweede partij bestaan voor een groot deel uit kwartnoten op de tel, met wat versieringen. De derde partij bestaat uit achtste noten met ook wat kleine versieringen. Door het rustige tempo en doordat de meeste noten op een kwart of achtste tel vallen is dit makkelijk zingbaar. Dit lied is zonder begeleiding prima te zingen. De melodie loopt goed door. Hieronder alledrie de partijen:

Een andere voorbeeld van een goed zingbaar lied is “Tienduizend redenen” (733). Het is niet voor niets zo’n grote “hit” geworden. Bijna het hele lied bestaat uit halve- en kwartnoten die op de tel vallen.

Toonhoogte

De meeste mensen hebben een redelijk beperkt bereik, en dan is er nog het verschil tussen mannen en vrouwen. Gezegd wordt dat als de melodie tussen tussen de tonen D4 en D5 zit (niet persé de toonsoort d!), dat dit voor de meeste mensen goed zingbaar is. Ik heb dit niet kunnen verifiëren, maar op basis van wat we zingen denk ik dat dit wel redelijk klopt (ik denk dat de lagere C ook nog te doen is, zoals in “Groot is Hij”). Het voordeel van de toonhoogte ten opzicht van de melodie is dat als een lied te hoog of te laag is, je een lied kunt transponeren. Een melodie kun je niet zomaar veranderen (hoewel dat soms wel zou helpen 😉 ). Maar kijk uit met transponeren, als je het lied teveel omhoog of omlaag transponeert, is de kans dat er hoge of lage noten zijn die lastiger te bereiken zijn. Daarbij komt dat een liedschrijver vaak een lied niet voor niets in een bepaalde toonsoort speelt en daardoor ook een andere “kleur” kan krijgen (hoe subtiel ook).

Conclusie

Het is echt de moeite waard om in te schatten of een lied zingbaar is voor de gemeente. Hoe mooi een lied ook is (of hoe mooi je hem zelf vindt), als het lied lastig zingbaar is voor de gemeente, doe je de gemeente er geen plezier mee. Het is uiteindelijk de bedoeling dat iedereen kan meezingen en daarmee God kan eren. Nog een paar tips op een rijtje:

  • Als je in de bladmuziek ziet dat er veel noten voor de tel zitten, of ergens halverwege een maat beginnen, is dat een aanwijzing.
  • Een andere goede graadmeter is of je de melodie zonder begeleiding goed kunt zingen. Sommige melodieën zijn sterk afhankelijk van de begeleiding.
  • Kijk in de bladmuziek hoe groot het bereik van de noten is, als er meer dan een octaaf tussen zit is er een kans dat niet iedereen het haalt. Tussen D4 en D5 zit je meestal wel veilig.
  • Als het op de oefenavond niet lekker loopt, kijk of dit komt door melodie.
  • Verzamel feedback van gemeenteleden. Welke liederen zingen fijn? Welke niet?

Gebruik deze aanwijzingen niet als checklist, maar als hulpmiddel. Er is geen wet van meden en perzen. In een gemeente waar veel muzikale mensen zitten of waar de band goed begeleidt kun je eerder moeilijkere liederen zingen dan in een kleine gemeente waarbij er alleen een akoestische gitaar als begeleiding is. Bedenk dat het geen concert is, maar je een groot koor begeleidt dat samen door de liederen naar God toe wil komen en hem daardoor groot wil maken. Soms is “eenvoudig” de beste keuze. Als iedereen mee heeft kunnen zingen, heb je je doel bereikt!

 

 

 

6 thoughts on “Over de zingbaarheid van liederen

  1. Ja t kan soms knap ingewikkeld zijn. En soms sta je versteld over wat er toch goed gaat. Veel syncope vraag ik er toch snel een melodie instrument bij. (Als er geen zangers zijn)

    Like

  2. Die laatse zin, daar zit best heel wat in: ‘Als iedereen mee heeft kunnen zingen dan heb je je doel bereikt’. Vaak mijd ik lastige liederen die ik persoonlijk heel mooi vind, omdat iedereen anders zo bezig is met ‘hoe het lied moet’ (inclusief band) dat we daarmee ook echt ons doel voorbij schieten. Het blijft wel zoeken en hoe meer je samen liederen zingt, hoe beter ze gaan natuurlijk.

    Geliked door 1 persoon

  3. Leuk om te lezen hoe het ‘werkt’ met samenzang en de ‘zingbaarheid’ van liederen. Goed uitgelegd en ik begrijp het, ben geen muzikant ;).
    Persoonlijk ben ik al blij als er in onze kerkelijke gemeente Opwekking gezonden wordt, welk nummer ook. Want wat vind je van de ‘zingbaarheid’ van veel liederen van Bethelmusic, om het nog maar niet over de inhoud te hebben..

    Like

Plaats een reactie

Deze site gebruikt Akismet om spam te bestrijden. Ontdek hoe de data van je reactie verwerkt wordt.