Muziek in de kerkgeschiedenis III: De reformatie

In de vorige delen kon je lezen over de vroege kerk en de staatskerk. Vandaag zoomen we in de op de reformatie. Met de reformatie kregen de verschillende nieuwe kerkgenootschappen ook hun eigen muzikale kleur. Terwijl het volk weinig mee kon zingen tijdens de diensten, wilden de reformatoren terugkeren naar participatie van de gemeente bij het zingen.

Luther
Luther wilde de mis zowel in het Latijn als de volkstaal. Tijdens de diensten moesten ook Duitse gezangen of koralen gezongen worden. Luther heeft verschillende liedboeken samengesteld, met melodieën uit Latijnse gezangen, populaire religieuze liederen en wereldse melodieën. In de Lutherse kerk was veel aandacht voor muziek, waarbij als dit mogelijk was ook gebruik gemaakt werd van verschillende instrumenten. Hierdoor ontstond in de Lutherse kerk ook een sfeer waarin ruimte was voor muzikale ontwikkeling. Zo heeft Bach in deze setting zich kunnen ontwikkelen, en staat hij bekend als een van de beste componisten aller tijden.

Calvijn
Calvijn ging een andere weg dan Luther. Hij wilde de Psalmen zingen, zonder harmonie of begeleiding. De melodie moest ten dienste staan van de tekst. Instrumenten hadden nog steeds een negatieve associatie, en Calvijn liet ze dan ook niet toe. Opvallend zijn de Gregoriaanse invloeden. Psalm 80 en 141 zijn direct uit deze traditie, in bewerkte vorm, overgenomen. Ook de typische kerktoonladders worden veel gebruikt.

Het Geneefs Psalter
Er werden nieuwe melodieën geschreven en zo ontstond het Geneefs Psalter, waarvan de melodieën nog steeds gezongen worden in de Nederlandse kerken uit de reformatie. Calvijn leerde de gemeente de nieuwe liederen door een koor van kinderen. Hij had een rooster opgesteld om het hele Psalmboek te zingen. Alle Psalmen werden op volgorde gezongen, het hele jaar door. Het belang dat Calvijn hechte wordt wel duidelijk uit de volgende uitspraak:

Voor de opbouw van de gemeente is het een zeer dienstige zaak enkele psalmen te zingen bij wijze van openbare gebeden, waardoor men zijn lofverheffingen zingt, opdat de harten van allen mogen worden bewogen en aangespoord om soortgelijke gebeden te maken en dergelijke lofprijzingen en  dankzeggingen met eenzelfde toewijding tot God te richten.

We zien hier net als bij Augustinus de verbinding van zingen met bidden. De liederen, in het bijzonder de Psalmen, werden gezien als een manier om gebeden te verwoorden.

Nog steeds zijn de Psalmen de belangrijkste liederen in kerken in de traditie van Calvijn. De aanvankelijke weerstand, of tenminste voorzichtigheid, ten aanzien van het orgel heeft plaatsgemaakt voor een omarming van het instrument. Dat is te begrijpen. In grote kerkgebouwen is het instrument instaat voldoende volume te produceren en het instrument heeft een grote veelzijdigheid in klanken en registers. Nog steeds wordt het Geneefs Psalter gezongen in calvinistische kerken. Hoewel de melodieën opgebouwd zijn uit hele en halve noten, worden m.n. in kerken in de rechterflank deze melodieën ‘op hele noten’ gezongen. Dit wordt ook wel niet-ritmisch of iso-ritmisch zingen genoemd. Doordat elke gezongen noot even lang duurt heeft dit een heel eigen karakter, maar duren de liederen hierdoor ook langer. Er zijn in de loop der eeuwen wel steeds nieuwe berijmingen verschenen op basis van deze melodieën.

Zwingli
De reformatie was ook een tijd van extremen. Zo was Zwingli van mening dat alle kunst, dus óók de gemeentezang, geen plaats had in de eredienst. Deze praktijk heeft weinig navolging gekregen (zoals de Quakers).

De Anglicaanse kerk
In de Anglicaanse kerk is The Book of Common Prayer (eerste  uitgave 1549) belangrijk. ’s Zondags moesten de Psalmen gezongen worden. De integrale berijmingen werden vanuit het verlangen de hele gemeente te laten zingen geparafraseerd. Pas in 1820 keurde de kerk gezangen officieel goed. Zo ontstond de bundel Hymns ancient and modern  in 1861. In de 18e eeuw was Isaac Watts een belangrijke componist van gezangen. Uit onvrede met de bestaande zangpraktijk schreef hij nieuwe gezangen en psalmen. Ook de Wesleys schreven een generatie later veel gezangen.

Volgende keer: De Verenigde Staten

Muziek in de kerkgeschiedenis II: De staatskerk

Vandaag het tweede deel in de serie Muziek in de kerkgeschiedenis. Nadat we naar de vroege kerk gekeken hebben gaan we naar staatskerk. In de vierde eeuw verandert de kerk van een ondergrondse kerk in een officieel erkende staatskerk. De discussie over het gebruik van instrumenten laaide tevergeefs opnieuw op, er werd tot het eerste millennium voornamelijk vocaal gezongen. Er vindt uniformisering van de dienst en het zingen plaats, maar de ontwikkelingen gaan langzaam. Tot er muzieknotaties in opkomst komen!

Gregorius
Eind zesde eeuw uniformiseerde paus Gregorius de eredienst,
waaronder een cyclus van gezangen voor het kerkelijk jaar. Hoewel hij zelf waarschijnlijk geen liederen schreef, werd de muziekstijl bekend als Gregoriaans. Veel zang vindt haar oorsprong in de psalmodie, een verhoogde spraak die we nog kunnen horen in de joodse eredienst. De gregoriaanse gezangen maken gebruik van de acht kerktoonladders en antifonen (tegenstem, een refrein ter afwisseling van psalmverzen). De psalmodie, op een toon met kleine variaties, psalmen reciteren is een belangrijke voorloper voor deze muziek (denk aan de zangerige toon waarop Joden en Moslims reciteren uit geschriften). Er zijn grofweg drie soorten gregoriaanse melodieën:

  • syllabisch: een noot per lettergreep
  • neumatisch: groepen noten voor elke lettergreep
  • melismatisch: sterk versierde melodieën per lettergreep

De mis
De mis was de centrale eredienst en had een aantal vaste muzikale onderdelen:

  • Kyrie (roep om ontferming)
  • Gloria (verhogen van God)
  • Qui tollis (die wegneemt – de ze zonden van de wereld)
  • Quoniam (U alleen bent heilig)
  • Cum Sancto Spiritu (Samen met de Heilige Geest)
  • Credo (ik geloof)
  • Et incarnatus (en is mensgeworden)
  • Et resurrexit (en is opgestaan)
  • Amen
  • Sanctus (Heilig) en Benedictus (Zegen)
  • Agnus Dei (Lam Gods) en Dona nobis pacem (Geef ons vrede)

De gezangen werden vaak gezongen door een getraind koor. Hierdoor was weinig tot geen participatie van de gemeente.

Langzame ontwikkelingen
De ontwikkeling van de muziek ging langzaam. Er was geen notatie en muziek moest uit het hoofd gezongen worden. Wel ontstonden er variaties op bestaande liederen door toevoegingen van tekst en/of muziek (tropen en sequensen). Maar ook had het “gewone volk” zijn eigen geestelijke liederen (laude spirituale). Later ontstonden schrijfwijzen voor muziek, waardoor gezangen werd uitgebreid en meerstemmig gemaakt werd. Vanuit deze verfraaiingen ontstonden nieuwe liederen, motetten. In de 14e eeuw kwam de Ars Nova op, waarbij in de muziek veel nieuwe ontwikkelingen waren, zoals nieuwe ritmes, gebruik van tonen buiten de gebruikelijke toonladders. Ook werd meer gebruik gemaakt van ritmes in tweetallen (2/4, 2/2) in plaats het als de perfect geachte ritmes in drietallen (3/4, 3/2).

Volgende keer: De reformatie

Muziek in de kerkgeschiedenis I: De eerste eeuwen

De zomer start ik een nieuwe serie: Muziek in de kerkgeschiedenis. In zeven (misschien acht) delen neem ik jullie in zevenmijlslaarzen mee door de rol van muziek en liturgie in de kerkgeschiedenis. Erg interessant, al zeg ik het zelf, want het is goed om iets van je afkomst te weten. Vandaag deel 1: De eerste eeuwen.

Wortels in Israël
De geschiedenis van de christelijke muziek begint daar waar ook de kerk haar wortels heeft: in Israël. Zowel uit de tempeldienst als de eredienst in synagoge namen christenen tradities over. Op het gebied van de muziek werd waarschijnlijk de beurtzang en de zang met tegenstem van psalmen overgenomen. Net als in de synagoge werd de muziek waarschijnlijk onbegeleid gezongen. Terwijl dit in de synagoge was vanwege de rouw om de vernietiging van de tempel, hadden christenen vooral moeite met de verbinding van instrumenten met werelds vermaak. Anderen beweren dat er wel degelijk instrumenten werden gebruikt in de eerste, op zijn laatst in de tweede eeuw.

Psalmen en de eerste gezangen
Naast de Psalmen zongen christenen ook gezangen, waarvan we de eerste vormen al vinden in het Nieuwe Testament, zoals  Fillipenzen 2:6-11:

Hij die bestond in de gestalte van God
heeft er zich niet aan willen vastklampen
gelijk aan God te zijn.
Hij heeft zichzelf ontledigd
en de gestalte van een slaaf aangenomen.
Hij is aan de mensen gelijk geworden.
En als mens verschenen
heeft Hij zich vernederd;
Hij werd gehoorzaam tot de dood,
de dood aan een kruis.
Daarom ook heeft God Hem hoog verheven
en Hem de naam verleend
die boven alle namen staat,
opdat in de naam van Jezus
iedere knie zich zou buigen,
in de hemel, op aarde en onder de aarde,
en iedere tong zou belijden
tot eer van God, de Vader:
de Heer, dat is Jezus Christus.

Andere voorbeelden zijn Efeze 5:14 en 1 Timotheus 3:16. De oudst bekende liederen van de vroege kerk zijn de Oden van Salomo. Ze stammen uit de periode 80 tot 120. Deze 42 liederen zijn overgeleverd in het Syrisch. Ze zijn pas in 1909 (her)ontdekt. Een aantal van de Oden van Salomo zijn onlangs op muziek gezet, zie www.odenvansalomo.nl. De praktijk lijkt dus aardig in lijn met Paulus’ aanwijzingen m.b.t. zingen: “En zing met elkaar psalmenhymnen en liederen die de Geest u ingeeft. Zing en jubel met heel uw hart voor de Heer” (Ef 5:19) en “zing met heel uw hart psalmen en hymnen voor God en liederen die de Geest u vol genade ingeeft.” (Col 3:16)

Zingen is twee keer bidden
Zingen maakte een belangrijk onderdeel uit van de eredienst.
De bekende theoloog Augustinus zei “zingen is twee keer bidden.”* Toch was Augustinus enigszins terughoudend over muziek:

Zo dobber ik tussen het gevaar van de lust en de ervaring van de heilzaamheid (van de muziek), en zonder ook maar een onherroepelijk oordeel uit te spreken, voel ik mij meer geneigd, de gewoonte van de kerk te zingen goed te keuren, opdat door het strelen der oren de te zwakke ziel tot innige godsvrucht zich verheefe. Wanneer mij echter overkomt dat de zang meer indruk maakt dan de gezongen tekst, beken ik dat ik strafbaar zondig ben en dan zou ik liever niet horen zingen

Dat heeft Augustinus er overigens niet van weerhouden om het lijvige werk Over muziek, bestaande uit zes boeken, te schrijven.

De liturgie
Toen de kerk nog geen staatskerk was, was er nog geen speciale rustdag. We weten dat de eerste christenen al op de zondag samenkwamen, de dag van de opstanding. Omdat dit geen vrije dag was, kwamen ze vroeg in de ochtend of ’s avonds na het werk samen. We weten niet precies hoe de eredienst er uit heeft gezien. Al vroeg moet zich een patroon hebben ontwikkeld van dagelijkse diensten. Er werd gebeden, uit de Bijbel gelezen en werden Psalmen en gezangen (waarin Christus genoemd werd) gezongen. Er ontstonden ook dagelijkse gebedsmomenten drie of vijf keer per dag.

De oudste beschrijving van een eredienst vinden we bij Justinus de Martelaar:

  • Begroeting voorganger en antwoord gemeente (vgl. Votum)
  • Lezing
  • Psalmodie
  • Les
  • Preek
  • Niet-leden worden weggezonden
  • Gebeden
  • Gemeente wordt heengezonden.

Daarnaast was er een aparte avondmaalsdienst (eucharistie):

  • Offerande: brengen en plaatsen van brood en wijn
  • Dankgebed voor brood en wijn
  • Breken van het brood
  • Communie: uitdeling van het brood en de wijn

Volgende keer: De staatskerk

* Ik ben er inmiddels achter dat dit waarschijnlijk niet correct is. Zie dit artikel.