Psalmen zijn er in vele soorten en maten. Van klaagzang tot uitbundige lofzang. Maar sommige Psalmen hebben het állemaal. Zo’n Psalm is Psalm 18. De uitvoering en berijming van Psalmen voor Nu vind ik echt geweldig. Het is een van mijn favoriete Psalmen geworden!
Compositie
Wat ik mooi vind aan de versies van Psalmen voor Nu dat ze heel knap mee bewegen met de tekst. Waar de Geneefse Psalmen strofisch zijn opgebouwd, en elke strofe dezelfde melodie volgt, maakt PvN gebruik van mogelijkheden van de iets complexere structuren met couplet, refrein en bridges. Meestal krijg je dan iets als dit: couplet, refrein, couplet, refrein, bridge, couplet, refrein. Bij deze lange Psalm zijn er meer gedeeltes. Ik tel er zes. Een couplet, een refrein, een instrumentaal stuk (“lai lai lai”), een bridge, een soort bridge-refrein en nog een andere bridge. Deze verschillende gedeelten zijn knap in elkaar gevlochten en volgen knap de tekst en neemt je zo mee in het verhaal. Waar de Geneefse componisten kozen voor een melodie ondergeschikt aan de tekst (melodieen werden ook meerdere keren gebruikt), kiezen de Psalmen voor Nu componisten voor een melodie die echt ten dienste staat van de tekst (zonder een waardeoordeel over de Geneefse componisten te vellen overigens.) Er wordt optimaal gebruik gemaakt van de mogelijkheden van popmuziek.
Verder is dit lied geschreven in mineur (D mineur), met een aantal akkoordprogressies die ik erg mooi vind (zoals de afdalende progressie in het couplet: D5 – Cadd9 – Bb6 / Cadd9 – G5 en in het tweede refreintype: de ‘grote’ afdalening: D5 – Bb5 – G5 – Bb5.) Er zit ook veel dynamiek in, rustige opbouwend naar pittige gedeelten, afwisselend met het treurig-vrolijke “lai lai lai” en gearrangeerd met mooie vioolpartijen van Frank van Essen.
Tekst
Zoals ik al schreef, deze Psalm heeft zo’n beetje alles in zich. Het begin met uiting van vertrouwen: “HEER, mijn God, uw muur staat om mij heen / U kan ik vertrouwen” en de eerste refrein is vooral ook een lofzang: “Geef God alle eer!” In het tweede couplet komt een stukje klaagzang: “In mijn doodsangst schreeuwde ik het uit: / Red me, HEER, mijn God, waar bent u?” Dat is van kort duur, de Psalmist vindt God in de tempel en het eerste refrein wordt herhaald.
Nu komt een want andere melodie, door de akkoorden niet te vlot te laten oplossen wordt er spanning opgebouwd. De taal is vol van symboliek, geen persoonlijke ervaringen, maar Gods woede wordt vergeleken met woeste natuurverschijnselen: “Woedend werd hij en de aardbodem schokte, / gebergten schoof hij aan de kant. / Hij spuwde vuur en zijn neusgaten rookten. / Zijn adem stak alles in brand.” God is boos! Dat voel je hier ook echt bij. Het lost op in het stevige tweede refreintype: “Wast was u boos”. God snuift, briest, blaast, veegt schoon.
En dan weer: “lai lai lai lai” om te vervolgen met de persoonlijke insteek in het derde en (kortere) vierde couplet. God redt, er is weer uiting van vertrouwen. Een stukje wijsheid (contrasten: “U bent goed voor goede mensen” tegenover “U misleidt bedriegers”) en dit culmineert in het tweede refreintype met een andere tekst dan eerst (toen was God nog boos). God wordt vol vertrouwen geprezen. “Ken jij zo’n God?” Het doet denken aan jongetjes op het schoolplein die opscheppen over hun vader. Maar dit is geen opschepperij, de Psalmist heeft deze ervaringen echt, deze God is echt geweldigd!
Dan komt er een rustiger stuk. Er is rust, maar toch ook niet. Het “mijn voeten zijn snel” wordt onderstreept door een lopende bas. Het is alsof iemand in de wolken is. Alles is helemaal geweldig! God is er voor hem, niets houdt hem nog tegen. En dan wordt het agressief. De eerste bridgemelodie wordt opgepakt, de spanning is er weer. Er is ook agressie. De vijand wordt gepakt! En God helpt mee! Er is geen uitweg voor hen meer. En dit culmineert weer in het tweede refreintype, met weer een andere tekst. God wordt geloofd en geprezen, want Hij heeft hem gered, Hij heeft hem koning gemaakt.
Dan komt de rust weer. Nog een keer een couplet, een belofte: “Daarom zal ik voor u zingen, HEER. / Heel de wereld moet het weten: / U blijft David trouw. Uw koning wint. / U zult bij ons blijven.” En dan nog één keer het refrein, de lofzang. En nog een keer het “lai lai lai”. Opdat je het niet vergeet…
Tenslotte
Dit lied is als een reis. Je reist met David mee. Die achterna wordt gezeten, die gered wordt. Je zingt mee, in het lijden en met de lofzang. In de boosheid – het gaat hier natuurlijk om meer dan iemand die achterna wordt gezeten! – en de vreugde. Alles zit er in. Jammer dat het lied zo lang duurt, want daardoor zal het niet snel gezongen worden. De heftige stukken zullen daarbij ook veel te heftig zijn. We zijn dit soort taal niet meer gewend, stel je voor… Maar als we deze situatie naar het heden kunnen vertalen? Terwijl wij comfortabel in onze kerken onze vrolijke liederen zingen, zijn er mensen die amper kunnen zingen, bang om gehoord en verraden te worden. Zingen we met hen mee? Willen we niet dat God hun vijanden verslaat – op wat voor gepaste manier dan ook? En vergeet niet: het lied is ingebed in vertrouwen lofzang. De boosheid, de dalen, bieden context. Maar zijn ook terechte gevoelens die er zijn. Die er mogen zijn. Maar de Psalmist blijft er niet in hangen. Hij doorleeft ze. Spreekt ze uit. Brengt ze bij God. Als we alleen de positieve stukken uit deze Psalm halen, het vertrouwen, de lofzang, en we laten de scherpe randjes weg, wat blijft er dan nog over? Weten we dan nog wel waarom we ook al weer God loven en prijzen?