Is aanbidding een onderdeel van de eredienst? Of maakt het integraal deel uit van de dienst? Of misschien wel van heel ons leven? Met Palmpasen preekte ik hierover in mijn gemeente. Daarbij denken we aan de intocht van Jezus in Jeruzalem op een ezel. De mensen riepen Hosanna! Gezegend hij die komt in de naam van de Heer. Gezegend het komende koninkrijk van onze vader David. Hosanna in de hemel. Het was niet zo gepland, maar een preek over aanbidding past daar eigenlijk wel heel goed.
De preek is hier te beluisteren, de tekst staat integraal hieronder. Om scherp neer te zetten liet ik eerst dit filmpje zien:
Het is natuurlijk een parodie, ik denk dat het bij ons wel meevalt. Ik heb in elk geval nog nooit over avocado’s gezongen. Maar het zet je wel weer even scherp: wat zingen we nu eigenlijk? En is aanbidding niet veel meer dan alleen maar zingen? Meer dan een bepaald gevoel?
Wat is aanbidding dan wel? Er zijn allerlei gedachten bij, maar eigenlijk is aanbidding niets meer of minder dan dit: erkennen dat iemand hoger is dan jou en die persoon vereren. Dat wordt in de Bijbel regelmatig letterlijk gedaan door te knielen. Het Hebreeuwse woord voor aanbidding betekent namelijk letterlijk knielen. Je maakt je zo kleiner dan degene voor wie je knielt, waarmee je zegt: jij staat boven mij. En dat heeft in de eerste instantie niet zo veel te maken met een bepaalde soort muziek of een bepaald gevoel. Aan de hand van Johannes 4:19-26 neem ik jullie mee in wat Jezus zegt over aanbidding. Ik besef dat er veel meer over te zeggen is, maar ik denk dat dit een goed uitgangspunt is.
Jezus en de Samaritaanse vrouw
Voordat we de tekst lezen, geef ik kort de gebeurtenissen die er aan vooraf gingen weer. Jezus reist van Judea naar Galilea door het gebied van de Samaritanen. Vermoeid komt hij aan bij de stad Sichar en gaat bij een bron zitten. Terwijl de leerlingen eten kochten in de stad, ontmoet Jezus een vrouw. Hij vraagt haar om drinken. De vrouw is verbaasd, want Joden hebben geen omgang met Samaritanen. Hij legt uit dat Hij het levende water geeft. De vrouw wil dit levende water wel! Jezus vertelt dat ze vijf mannen heeft gehad en nu een relatie heeft met een man.
Vanaf hier lees ik de tekst. Johannes 4:19.
Daarop zei de vrouw: ‘Nu begrijp ik, heer, dat u een profeet bent! Onze voorouders vereerden God op deze berg, en bij u zegt men dat in Jeruzalem de plek is waar God vereerd moet worden.’
‘Geloof me,’ zei Jezus, ‘er komt een tijd dat jullie noch op deze berg, noch in Jeruzalem de Vader zullen aanbidden. Jullie weten niet wat je vereert, maar wij weten dat wel; de redding komt immers van de Joden. Maar er komt een tijd, en die tijd is nu gekomen, dat wie de Vader echt aanbidt, hem aanbidt in geest en in waarheid. De Vader zoekt mensen die hem zo aanbidden, want God is Geest, dus wie hem aanbidt, moet dat doen in geest en in waarheid.’
De vrouw zei: ‘Ik weet wel dat de messias zal komen’ (dat betekent ‘gezalfde’), ‘wanneer hij komt zal hij ons alles vertellen.’
Jezus zei tegen haar: ‘Dat ben ik, degene die met u spreekt.’
Het is niet vanzelfsprekend dat Jezus met haar in gesprek gaat en vraagt om water:
- Ze is een vrouw. Vrouwen werden lager gezien dan mannen.
- Ze is Samaritaanse. De Samaritanen zijn ontstaan uit noordelijke Israëlieten vermengt met kolonisten. Hun religie werd een verbastering van het joodse geloof. Ze aanvaardden alleen de eerste vijf boeken van de Bijbel en Mozes als profeet. Ze aanbidden God op de berg Gerizim. Er is nu nog steeds een kleine groep Samaritanen op deze berg.
- Ze pleegt overspel.
Het is alsof Jezus hiermee wil zeggen: ik ben gekomen voor iedereen, ook vrouwen, Samaritanen en overspeligen. Voor iedereen is het levende water. Des te bijzonder is het gesprek wat hieruit volgt.
Omdat Jezus nogal intieme dingen van haar weet erkent ze Jezus als profeet. De vrouw moet gedacht hebben: misschien weet deze profeet dan wel hoe het nu zit met het aanbidden van God. Moet je dit nu op de berg Gerizim doen of in Jeruzalem? Er was natuurlijk rivaliteit tussen de joden en Samaritanen, en ongetwijfeld was dit een prangende vraag die een profeet wel kan beantwoorden.
Jezus’ antwoord is behoorlijk revolutionair: “er komt een tijd dat jullie noch op deze berg, noch in Jeruzalem de Vader zullen aanbidden.” Die zag ze niet aan zien komen, vermoed ik. Dit waren de heilige plekken, de ene voor de Samaritanen, de ander voor de joden? Die kun je toch niet zo maar aan de kant schuiven? Maar Jezus zegt dat de plaats niet van belang is. En de rivaliteit tussen Joden en Samaritanen wordt niet bepaald ontkent door Jezus. Hij zegt: “Jullie weten niet wat je vereert, maar wij weten dat wel.” Het geloof van Samaritanen was vertekend, ze hadden geen goed beeld van God. De joden wel want: “de redding komt immers van de Joden.”
Het kan niet anders dan dat Hij hiermee zichzelf bedoelt. De vrouw begrijpt in elk geval dat Hij daarmee op de Messias doelt, zoals duidelijk wordt in vers 25. Het is bijzonder dat hij in Samaria, bij een overspelige vrouw, erkent dat Hij de Messias is, Hij is daar nog niet zo open over, en dan alleen bij zijn discipelen.
Jezus vervolgt: “Maar er komt een tijd, en die tijd is nu gekomen, dat wie de Vader echt aanbidt, hem aanbidt in geest en in waarheid. De Vader zoekt mensen die hem zo aanbidden, want God is Geest, dus wie hem aanbidt, moet dat doen in geest en in waarheid.” Doordat God zich in Jezus aan de mensen openbaar is dit tijd nu gekomen. Het wordt mogelijk om God op een hele andere manier te aanbidden: In geest en in waarheid.
De Geest
Jezus geeft daar een belangrijke reden voor: God is geest. Om God echt te aanbidden moet je ook echt “contact” met hem kunnen hebben. God is geen mens, en kan niet op een menselijke manier aanbeden worden. Wat als ik de simkaart uit telefoon haal? Kan ik er nog mee bellen? Er staat “Geen SIM-kaart, alleen noodoproepen”. Pas als ik mijn SIM-kaart er in stop ik kan er weer normaal mee bellen.
Ik zou de vergelijking niet te ver willen doortrekken, maar wat ik bedoel is: de natuurlijke mens is door de zondeval niet meer in staat om écht contact te hebben met God. We zijn als het ware een telefoon zonder simkaart. Verder dan een noodoproep – een schietgebedje – komen we niet. Maar door de Geest kunnen we in contact komen met God. En we kunnen Hem alleen écht aanbidden als we contact met hem hebben door de Geest.
Ik las laatst dit:
We zijn niet geschapen om te aanbidden – dat suggereert dat God een wezen is die dat soort aandacht nodig heeft. We zijn eerder aanbiddend geschapen.[…] We zijn gevallen. Maar dit stopte onze aanbidding niet. We verwisselden goden en gingen door met aanbidden.[1]
Adam en Eva hadden geen tempel, geen altaar, geen diensten. Er was geen barrière tussen hen en God in. Aanbidding was iets vanzelfsprekends. Totdat ze naar de slang te luisterden…
Daarna ging het mis. Werd er nog steeds aanbeden? Ja, maar wie? Kaïn offerde wel aan God, maar op een verkeerde manier. En al gauw aanbaden de mensen andere goden, alsof mensen niet anders kunnen dan aanbidden. En in onze tijd, wat wordt er aanbeden? Onze popsterren, topsporters, onze smartphone, onze baan?
We hebben de Geest nodig om onze focus goed te houden. Hoe makkelijk zijn we niet afgeleid door wereldse zaken? Niet dat we geen “wereldse” dingen zouden moeten doen: we hebben een baan of een opleiding, een gezin, we ontspannen. Misschien niet altijd de dingen die direct gericht zijn op God. Paulus zegt in Romeinen 12:1:
met een beroep op Gods barmhartigheid vraag ik u om uzelf als een levend, heilig en God welgevallig offer in zijn dienst te stellen, want dat is de ware eredienst voor u. U moet uzelf niet aanpassen aan deze wereld, maar veranderen door uw gezindheid te vernieuwen, om zo te ontdekken wat God van u wil en wat goed, volmaakt en hem welgevallig is.
Dit kunnen we niet uit eigen kracht, alleen door Gods genade, door de Geest en door onze focus te houden op Jezus.
De Waarheid
En hoe zit het dan met de waarheid? Ik denk in de eerste instantie dat Jezus hier mee naar zichzelf verwijst. In Johannes 14:6 zegt Jezus: Ik ben de weg, de waarheid en het leven. Niemand kan bij de Vader komen dan door mij. Jezus is de levende waarheid, in Hem is geen onwaarheid. Hij is het Woord: in het begin was het Woord en het Woord was bij God (Jh 1). Wat Hij “zegt” is waar. Als ik dat doortrek naar aanbidding, geloof ik dat het van belang is dat ook onze woorden waarheid is. In waarheid aanbidden betekent dus ook: waarmee aanbeden wordt, moet ‘waar’ zijn. Je kunt niet met iets onwaars God aanbidden, het moet wel ergens op slaan. Net zoals Kaïn op een verkeerde manier offerde.
In het filmpje zag je dat dat wel heel erg uit de hand liep. Hier is men in de valkuil gestapt dat aanbidden een soort gevoel is. Maar aanbidding is geen gevoel, het is erkennen dat iemand hoger is dan jou. Toen ik de cursus Muziek in de Gemeente een tijd geleden gaf, gaf ik als voorbeeld een liturgie van een dienst uit de 2e eeuw. Een van de cursisten vroeg naderhand: waar is de aanbidding dan? Er was namelijk geen blok aanbiddingsliederen. Er werd wel gezongen, maar lang niet zoveel als wij gewend zijn. Het avondmaal stond centraal.
Is gebed dan geen aanbidding? Het woord? Het avondmaal? Natuurlijk wel! Door te spreken over een aanbiddingsblok met aanbiddingsliederen onder leiding van een aanbiddingsleider is het idee bij sommigen ontstaan dat er dan pas aanbidding is. Een bepaalde opbouw van de liederen, waarbij ons gevoel ook wordt aangesproken, brengt ons in aanbidding.
Maar deze ontwikkeling is redelijk nieuw. In de jaren 80 had John Wimber, bekend van de Vineyard gemeente, hierop een grote invloed. Zijn gedachte was niet dat we over, maar tot God moeten zingen. Een terecht punt, maar het een sluit het ander niet uit. We doen de waarheid geen goed als we focussen op één aspect. Daarom wil ik een aspect uitlichten dat volgens mij ondergesneeuwd is in deze ontwikkelingen.
Want wat nu als het misgaat in ons leven? Uit diezelfde Vineyard gemeenten komt Brian Doerksen. Hij schreef o.a. “Kom, nu is de tijd aanbid Hem”. Maar toen hij in een moeilijke periode in zijn leven kwam, liep hij vast in de cultuur van aanbiddingsliederen. Hij zegt:
Waarom moeten de mensen die met moeilijkheden zitten blij zijn met hen die blij zijn, terwijl de rest niet huilt met hen die huilen? Het is een zonde tegen het lijden, het beschaamd maken en isoleren van hen die lijden, terwijl de kerk juist een hospitaal is voor hen die lijden!
Hij vond die erkenning in de Psalmen, en hij heeft inmiddels al twee albums opgenomen waarin hij Psalmen op muziek heeft gezet, in hun geheel, ook de heftige gedeelten. Want die staan er nogal in de Psalmen!
Psalm 22
Ik wil graag een voorbeeld geven van zo’n klaaglied, vooruitkijkend naar Goede Vrijdag: Psalm 22. Aan het kruis citeert Jezus deze Psalm: Mijn God, mijn God, waarom hebt U mij verlaten. De Psalm gaat dan verder met “U blijft ver weg en redt mij niet, ook al schreeuw ik het uit. ‘Mijn God!’ roep ik overdag, en u antwoordt niet, ’s nachts, en ik vind geen rust.”
Nu niet bepaald een zin die we in onze aanbiddingsliederen terug horen. Toch was deze Psalm bedoeld voor de tempeldienst, het begint immers met “voor de koorleider”. Ik weet zeker dat hier mensen in de zaal zitten die door een moeilijke periode gaan, net zoals Brian Doerksen. Net als Marijke en ik met Thirza en Caitlyn een moeilijke periode doormaakten. Het leek het inderdaad alsof God er niet was, geen antwoord gaf.
In veel aanbiddingsliederen vond ik weinig herkenning. Ik moest soms echt even een knop omzetten. Hoe kan ik vrolijk zingen voor God, terwijl ik niet vrolijk ben? Een lied over God, zoals “U bent heilig” is geen probleem, maar een tekst als “Ruil je rouwkleed in / voor een lofgewaad, / maak Hem groot om wat Hij doet. / Zing een vreugdelied, / nu wij samen zijn; / vier nu feest, want God is goed.” ging me soms toch moeilijker af. Het lijkt dan net alsof over mijn gevoelens wordt gewalst. Alsof ik de waarheid geweld aan deed. Waarom moet ik vrolijk zijn met hen die vrolijk zijn, maar is er geen ruimte om verdrietig te zijn met hen die verdrietig zijn?
In Psalm 22, en veel andere Psalmen, is er ruimte voor die waarheid – door de Geest geïnspireerde waarheid. Onomwonden roept David het uit naar God, en in Zijn meest donkere periode spreekt Jezus David na. Hier wordt onder woorden gebracht wat we zelf niet onder woorden kunnen brengen.
Het is blijkbaar prima om je zo te uiten naar God. Dat is namelijk óók een vorm van aanbidding. We zijn die rauwheid niet meer gewend in het comfortabele westen. Maar die rauwheid mondt in de Psalmen bijna altijd uit in lofprijs. In Psalm 22:23 slaat het om: “Ik zal uw naam bekendmaken, u loven in de kring van mijn volk. Loof hem, allen die de HEER vrezen, breng hem eer, kinderen van Jakob, wees beducht voor hem, volk van Israël.”
De lucht is geklaard. Het probleem is niet opgelost, maar het is benoemd. De wetenschap dat onze pijn en verdriet, onze en andermans zonde met Jezus aan het kruis zijn gegaan geeft daarin troost en hoop. We mogen het met Jezus uitschreeuwen, en met Hem “opstaan”. Door pijn en zonde te benoemen is er ook ruimte om je vertrouwen in Hem te belijden. Dat is wat ik bedoel met “aanbidding is niet los verkrijgbaar’. Het is geen losstaand iets, waarin je “out of the blue” God aanbidt. Aanbidding staat midden in het leven.
Ik ben nog zoekende hoe je dit in een evangelische eredienst goed tot zijn recht kan komen. Ooit had ik bedacht om Psalm 9 te zingen, een lied over onrecht, maar dat riep weerstand op. Dat was een stap te ver. Maar in ons repertoire staan nu ook een paar liederen die deze kant van de waarheid belichten op een minder heftige manier.
Samenvatting
- Aanbidding is een houding, een keuze, om je onder God te stellen en Hem te vereren.
- Aanbidding is overal mogelijk, in Jeruzalem, op de berg Gerizim maar ook in ’s-Hertogenbosch
- Aanbidding is in ons dagelijks leven, vanuit onze menselijke positie, met onze menselijke noden: water, onrecht, zonde maar ook vreugde. En: in door onze dagelijkse bezigheden heen. Met vallen en opstaan.
- Aanbidding is in Geest: we hebben echt die “sim-kaart” nodig. God is geest en door de Geest kunnen we in contact komen met Hem.
- Aanbidding is in Waarheid: door Jezus die de Waarheid zelf is, en door de waarheid te spreken. Van de klacht tot aan de lofprijs.
De Geest konden we alleen krijgen door Jezus’ dood en opstanding. Van het Hosanna van Palmpasen, door het ‘mijn God mijn God waarom hebt gij mij verlaten’ van komende vrijdag heen tot ‘Hij is waarlijk opgestaan’ van volgende week zondag. Zo kunnen we op zondag, maar ook op maandag, dinsdag, woensdag en de rest van de week, als het slecht gaat en als het goed gaat God prijzen onder alle omstandigheden!
[1] Harold Best in Six Views on Worship, p.61/62