Op naar het kruis (Over het kleine Hallel)

Een maand geleden schreef ik over de Opgangspsalmen, op weg naar Jeruzalem. Hoewel er weinig over vermeld is, zong Jezus ook Psalmen. Een enkele keer lezen we er wel iets over: “En toen zij de lofzang gezongen hadden, vertrokken zij naar de Olijfberg.” (Mt 26:30) De lofzang waar de evangelist het over heeft is zeer waarschijnlijk het kleine Hallel (Ps 113-118), dat gewoonlijk tijdens het pesachmaal werd gezongen. Wat zijn dit eigenlijk voor Psalmen? En waarom werden juist deze Psalmen gezongen?

Egypte

Een andere naam voor deze groep Psalmen is het Egyptisch Hallel (Hallel kennen we van hallelujah = loof de Heer, het zijn dus lofliederen). Als je het eerste vers uit Psalm 114 leest is dat ook niet zo’n gek idee: “Toen Israël wegtrok uit Egypte, het volk van Jakob dat vreemdtalige land verliet”. Daarmee wordt ook meteen duidelijk waarom deze Psalm gebruikt werden tijdens het pesachmaal. In de andere Psalmen is de relatie niet zo duidelijk, maar er zijn wel verwijzingen (zoals bijv. naar Aäron). Het begint met de lofprijzing in Psalm 113 en eindigt met de verlossing in Psalm 118.

Lof

Psalm 113 is in de meest letterlijke zin van het woord een lofpsalm: “Loof, dienaars van de HEERloof de naam van de HEER.” De grootheid van God staat bovenaan, Hij heeft alles onder controle. Zowel de hemel en aarde als de armen en kinderloze vrouwen. Dat is het uitgangspunt voor deze serie, en vandaaruit lezen we over de uittocht in Psalm 114. Ook hierin ligt de nadruk op God die het allemaal onder controle heeft. Het was geen toeval dat het volk uit Egypte kon vertrekken. Psalm 115 verhaalt over de betrokkenheid van God met Israel, tegenover de volken die afvragen waar hun God is, tegenover de goden die gemaakt zijn door mensenhanden. En klinkt hierin ook niet de roep van de mensen die bij het kruis stonden en spotten met Jezus: kan Hij zichelf niet redden?

Klacht

In Psalm 116 klinkt de klacht, maar wel in vertrouwen: “De HEER heb ik lief, hij hoort mijn stem, mijn smeken, hij luistert naar mij, ik roep hem aan, mijn leven lang.” De Psalmist is in diepe pijn, ja doodsangst zelfs, maar weet dat God rechtvaardig is. Bij Hem vindt hij bevrijding. De link met Jezus’ kruisdood is niet moeilijk te leggen, was Jezus hier ook niet in doodsangst? En waar de Psalmist kan zeggen dat hij in het land der levenden is, was Jezus’ doodsangst werkelijkheid geworden. Maar ook Hij komt weer in het land der levenden. Dan is er alleen nog maar dank.

Alle volken

Als je de serie volgt zie ik Psalm 117 op eens in een ander daglicht. Vooral bekend omdat het de kortste Psalm – en ook het kortste hoofdstuk uit de Bijbel – is, besef ik nu ook hoe waar dit is. Jezus stierf aan het kruis en daardoor kunnen alle volken bij God komen. God kijkt verder dan Israel, wil een God zijn voor alle volken met hun eigengemaakte goden. Natuurlijk wilde God altijd al voor alle mensen zijn, maar Hij deed dit via Israël.

Steen

Toch is de vreugde van Psalm 118 niet het laatste antwoord. De volken geven zich niet zonder slag of stoot over aan de Messias van Israël: “Alle volken hadden mij ingesloten – ik weerstond ze met de naam van de HEER – ze sloten mij van alle kanten in – ik weerstond ze met de naam van de HEER”, en zelfs Israël verwierp de Messias: “De steen die de bouwers afkeurden is een ​hoeksteen​ geworden.” Maar de volken overwinnen niet, Jezus blijft niet dood, ondanks verwerping is er hoop, gerechtigheid, de opstanding. “Dit is de dag die de HEER heeft gemaakt, laten wij juichen en ons verheugen.” roept de Psalmist, en laat ik dan onwillekeurig denken aan de dag van de opstanding…

Is het niet mooi hoe deze Psalmen aansluiten bij Goede Vrijdag en Pasen? Laten we ze niet vergeten! Laten we ze (mét Jezus) bezingen, laat de diepgang tot ons doordringen van deze tijdloze liederen.

Om verder te lezen: 

 

 

Plaats een reactie

Deze site gebruikt Akismet om spam te bestrijden. Ontdek hoe de data van je reactie verwerkt wordt.